Een refractor is een telescoop die is opgebouwd uit een serie lenzen die achter elkaar zijn geplaatst. Het invallende licht wordt door de bolle objectieflens aan de voorkant gebroken en samengebracht.

De plaats waar de lichtstralen samenkomen, is het brandpunt. Een refractortelescoop heeft een lange brandpuntsafstand en zijn dan ook vaak behoorlijk langwerpig van vorm, in tegenstelling tot spiegeltelescopen, die vaak een korte tube hebben.

Met een refractor telescoop observeer je de maan of planeten. Veel instap- en middenklasse telescopen zijn refractortelescopen. Het nadeel is dat hij door de lengte van de tube vrij gevoelig is voor trillingen.

Geschiedenis van de lenzentelescoop

De vroege telescopen waren van het refractortype. De Nederlanders Zacharias Jansen en Hans Lipperhey hadden een soort verrekijker bedacht, met een buis en twee lenzen. Galileo Galilei bouwde naar aanleiding van dit idee in 1609 de eerste lenzentelescoop. Christiaan Huygens perfectioneerde dit idee verder en bouwde onder meer zeer grote telescopen. Isaac Newton kwam tot slot met een gehele nieuw ontwerp: hij bedacht de spiegeltelescoop. Dit type telescoop loste een aantal praktische problemen op, waar de eenvoudige lenzentelescopen uit die tijd mee te maken hadden, onder andere chromatische abberatie (kleurschifting).

Werking van een lenzentelescoop

Alle refractoren gebruiken hetzelfde principe. Een objectieflens (1) focusseert het beeld tot een zgn. luchtbeeld (een beeld dat niet op een oppervlak is geprojecteerd). Met een oculair (2) (in feite een soort loep) wordt dit luchtbeeld met het menselijk oog (3) bekeken.

De vergroting is gelijk aan de brandpuntsafstand van het objecief gedeeld door de brandpuntsafstand van het oculair. De toename in lichtsterkte is gelijk aan de oppervlakte van de intreepupil van het objectief gedeeld door de oppervlakte van de uittreepupil van het oculair (als er geen lichtverliezen optreden door adsorptie of reflectie). In feite beeldt het objectief het voorwerp af in het beeldvlak. Als het voorwerp niet oneindig ver weg is, valt het beeldvlak niet met het brandvlak samen, zodat men een onscherp beeld zou zien. Door nu de afstand (7) tussen objectief en oculair te veranderen, kan scherpgesteld worden.

Omkeerlens

Zoals je ziet, wordt het beeld omgekeerd weergegeven. Alles staat dus op de kop. Dit is standaard bij een telescoop. Als je met de telescoop op het land gaat observeren, wil je dit waarschijnlijk omgedraaid hebben. Daarvoor heb je een omkeerlens nodig. Deze zijn bij veel telescopen optioneel verkrijgbaar, bij een aantal wordt deze zelfs meegeleverd.